TWEE JOCHIES

Tekst: THOMAS SIJTSMA | Fotografie: DIRK-JAN VAN DIJK | *De foto van de broers samen is met generatieve vulling (AI) breder gemaakt ten behoeve van de desktop versie van deze pagina

Syb van der Ploeg (58) is landelijk bekend als de zanger van De Kast.Maar hij doet meer, veel meer. Wat niet veel mensen weten is dat hij vrijwel dagelijks sport, voor of na repetities en optredens. Ook minder bekend is dat zijn jongere broer Jacob van der Ploeg (56) jarenlang tot de beste triatleten van Nederland behoorde, tot een knieblessure die carriére beëindigde.

Friezen, heren, broers, vrienden. Toeval bestaat niet, toch?

Syb van der Ploeg: ‘Hoezo?’
Jacob van der Ploeg: ‘Waarom deze vraag?’

Wat hebben jullie eerder vandaag gedaan?

Jacob: ‘Nu begrijp ik het. Dit is Bicycling. We hebben gefietst vanuit Kubaard, de woonplaats van Syb. Mooi rondje van 70 kilometer ongeveer.’
Syb: ‘Langs Workum, Heeg, Ijlst, Sneek, die hoek van Friesland. Koude voeten gekregen. Op een of andere manier krijg ik ze nooit warm. Ik droeg drie paar sokken, overschoenen, maar ze hadden geen effect.’
Jacob: ‘Samen met Henk Angenent trouwens, de laatste winnaar van de Elfstedentocht, hij is daarna een vriend van ons geworden. Samen rijden we jaarlijks twee keer de Elfstedentocht op de fiets. In beide richtingen.’
Syb: ‘Met ons duurvermogen zit het wel goed, denk ik. Volgend jaar willen we ons kwalificeren voor de Ironman Hawaï. Dat betekend 180 kilometer fietsen. In dat jaar word ik 60. Mooi toch?’
Jacob: ‘Ik ben 2,5 jaar jonger dan mijn brier, nu nog 56. Hawaï is het Wimbledon van de triatlon. De finale van de Champions League. Het hoogst haalbare.’

En jullie zijn in staat dat te halen?

Syb: ‘Als Jacob zich ertoe zet, wordt het voor hem een makkie. Ik ben er achter gekomen dat ik meer type sprinter ben. Kleiner en explosiever.’
Jacob: ‘Ik zeg altijd dat ik in veel dingen net iets beter ben dan Syb, behalve in muziek. Ik had aanleg voor zingen en gitaarspelen, maar deed daar bijna niks mee. Tijdens de gezamenlijke gitaarlessen vroeger werd dat al duidelijk, Syb bleek veel fanatieker dan ik. Als we een week kregen om ons een nummer eigen te maken, had ik dat nooit voor elkaar. Syb oefende wel en deed wat van hem werd gevraagd.’

Wacht. Even terug naar het begin. Waar komt dit fanatisme vandaan? Zijn jullie altijd zo sportief geweest?

Syb: ‘We groeiden op in een gezin waar sport en muziek hand in hand gingen. Onze vader was een echte schaatser, net als mijn moeder trouwens. Dat werd ook onze passie. We voetbalden, maar daarnaast kwamen we erachter dat we hardlopen en fietsen mooi vonden. Gingen we na een voetbaltraining samen nog een duurloop of duurrit maken. Bijtrainen, zeiden we dan.’
Jacob: ‘Een Van der Ploeg heeft altijd een gitaar in de hand of een fiets onder de kont. Zo is het een beetje. Knokken, niet toegeven, doorzetten; die standvastigheid kregen we van huis uit mee. We lieten ons niet opzij zetten. Toen ik een jaar of 12 was, begonnen we met wielrennen. We hadden een goedkope racefiets en wilden meedoen bij Otto Ebbens, de vereniging waar Lieuwe Westra later reed. Dat mocht natuurlijk niet. We moesten eerst lid worden. Later trainden we mee. En dat viel op. Anderen vroegen zich hardop af waar wij ineens vandaan kwamen. Beide hadden we talent.’
Syb: ‘Dat bleek ook wel uit de triatlon van Surhuisterveen een paar jaar later. Zwemmen konden we niet, maar op de fiets was het een lange inhaalrace.’
Jacob: ‘Uiteraard gingen we er samen heen. We deden alles samen. Samen schaatsen, samen fietsen, samen hardlopen. Door elkaar heen, achter elkaar aan, wisten wij veel van trainingsleer. Voor mij was het keerpunt de Elfstedentocht van 1985. We stonden in Dokkum langs het ijs, met de vrienden van Syb. De kopgroep van Evert van Bnethem kwam langs en ik dacht: dit wil ik ook bereiken. Niet alleen meerijden, nee, mee in de kopgroep. Syb zag de entourage, de sfeer en hoorde de muziek. En hij dacht ongeveer hetzelfde: dit wil ik later ook.’
Syb: ‘Toch is mijn broer, of broertje, minder extreem dan ik. Hij is meer van goed voorbereiden, rustnemen, herstellen, voldoende eten. Dat kan bij mij allemaal beter. Ik ben heel Spartaans. Absurd. Daar leer ik nog steeds in bij. Jacob doet dat beter. Vroeger al, hij is verstandiger.’

Dan vraag ik me af, Syb. Waar ging dit mis? Van talentvol sporter naar een gejaagd muzikaal leven.

Syb: ‘Haha. Of goed? Vanaf mijn tienerjaren kwam ik in de muziek terecht. Een doorbraak bleef in die tijd uit, maar ik besloot er wel voor te gaan. Het sporten kwam op een lager pitje te staan. In de weekenden was ik veel weg. Wielrennen atletiek, al die heroïsche sporten. Ik vond dat heel erg dicht bij de muziek liggen. Daar heb ik ook een voorstelling over gemaakt. Ik kwam er later pas achter dat ik er bijna alleen in sta. Slechts een handvol muzikanten hebben zo’n liefde voor het beoefenen voor sport. Toch is juist dat mijn druivende kracht.’
Jacob: ‘Ergens hebben we hetzelfde leven gehad. Beiden geboren met een enorme drive en ambitie om iets te bereiken. We hebben altijd de faspraak gehad dat we elkaar zouden blijven motiveren. Ik hem in de muziek, hij mij in de sport. Het is ons werk geworden. Dat haal je niet zonder risico’s te nemen en keuzes te maken. Dat doe je niet gauw. Om te leven van muziek moet je bekend zien te worden, zalen uitverkopen, platen blijven maken. Voor sporters geldt hetzelfde: blijven trainen en presteren. Uitslagen rijden. Daar moet je concessies voor doen, anders kan je het vergeten.’

Als we naar jou gaan, Jacob. Tussen 1991 en 1996 was jij professioneel triatleet. In Almere, de grootste wedestrijd op eigen bodem, werd je eerste Nederlander, later eindigde je als vierde tijdens het EK in Hongarije en tot op de dag vandaag staat het Noord-Nederlandse record op de hele triathlon  op jou naam.

Syb: ‘Mijn broer was echt een begenadigd talent.’
Jacob: ‘Hij was er altijd bij. Weer die afspraak. In plaats van vaste trainingsmaat op de fiets, kreeg hij steeds meer een faciliterende rol, terwijl hij de muziek nooit uit het oog verloor.’
Syb: ‘Ik kan mij nog trainingen achter de brommer en de auto herinneren. Die regelden we dan. Als Jacob zware of snelle trainingen moest afwerken, reed ik zo voor hem. Ik denk dat we in die jaren een nog sterkere band kregen dan we al hadden.’
Jacob: ‘Ik stond eerder in de schijnwerpers dan Syb. De Kast was nog niet landelijk bekend. Kwam hij ‘s nachts rond drie uur thuis van een optreden, stond hij een paar uur later weer op om met mij naar een wedstrijd in Stein of Sittard te gaan. Diep in het zuiden. Hij was mijn oudere broer, ik voelde dat ik hem nodig had als een soort vertrouwenspersoon. Ik luisterde naar hem, en andersom. Syb was altijd al slim in wedstrijden, kon mij aanwijzingen geven en op de terugweg evalueerden we dat samen. Echt een schitterende tijd.’
Syb: ‘Als hij presteerde, voelde het alsof ik presteerde. Later in de muziek was dat andersom hetzelfde. Jacob had nog zoveel kunnen winnen, misschien zelfs Hawaii.

De slapende knieblessure?

Syb: ‘Ja, Hij moest stoppen. Ik gunde het hem zo. Ik had mijn hele muzikale carriére ingeleverd om die blessure ongedaan te maken. We hebben er veel tranen om gelaten.’
Jacob: ‘Door de pijn heb ik nooit de kans gekregen om alles uit mezelf te halen. Mijn top had ik echt nog niet bereikt. Het kwam te vroeg, ik liep er al twee jaar mee rond voor ik stopte. Die blessure kostte me mijn carriére, mijn dromen vielen in duigen. Ik ging als prof niet meer naar Hawaï. Daarom waardeer ik deze periode dat we alsnog proberen ons te kwalificeren. Dat verlangen zit heel diep in mij. Ook om dat samen te beleven.’
Syb: ‘Het was niet fijn om die worsteling te zien.’
Jacob: ‘Ik moest wel stoppen, mentaal gezien. Ik kwam in een depressie terecht. Een teleurstellingsdepressie. Ik wilde verder, beter worden, doorstoten. Drie of vier keer probeerde ik terug te komen, maar elke keer weer die mislukking.’

En juist in die periode breekt De Kast met leadzanger Syb door. Eerst bescheiden met ‘Teken van Leven’, daarna met ‘In Nije Dei’.

Syb: ‘De rollen draaiden om.’
Jacob: ‘Dat zou je zo kunnen zeggen. Ik had ineens niks meer.’
Syb: ‘We gingen samen door.’
Jacob: ‘Rechtstreeks vanuit de topsport, zocht ik een manier om geld te verdienen. Ik had geen beroep. Gelukkig kon ik bij de band aan het werk. Ik deed veel administratief werk. Wat hij voor mij als topsporter deed, ging ik voor hem en De Kast doen. Het was een enorm succesvolle tijd. We wisten niet wat ons overkwam en ik voelde mij er een beetje onderdeel van.’
Syb: ‘Uiteindelijk kwamen daar nieuwe dingen uit voort. Jacob ontwierp onze albumhoezen en ontwikkelde zich zelfstandig tot grafisch ontwerper en commercieel adviseur.’
Jacob: ‘Wij slepen elkaar er altijd doorheen.’

Ongelofelijk dat je al die tijd bent blijven sporten, Syb.

Syb: ‘Dat blijft toch het lekkerste gevoel. Als iemand na 120 kilometer fietsen zegt: ‘Zo, die Van der Ploeg is dik in orde.’
Jacob: ‘Of Angenent als Elfstedenwinnaar even pijn doen. Om op de vraag te reageren: hij heeft discipline en stelt zich flexibel op. Daarom lukt het hem om te blijven trainen.’
Syb: ‘Ik heb in verschillende gezelschappen gespeeld, als regisseur, als bandlid, als artistiek leider, maar niemand begrijpt mij. Ze denken dat ik doorsla. Na het soundchecken gaan de anderen vaak eten, dan is er nog tijd voor de voorstelling begint. Ik ga dan hardlopen. Vanuit elk theater valt een rondje te lopen. En er is altijd een douche aanwezig. In mijn auto liggen altijd spullen om te lopen of te zwemmen. In de zomer ook de fiets. Ik train wanneer ik kan. Als ik bijvoorbeeld ergens moet optreden, stippel ik vooraf een rondje uit. Of ik doe het na een concert. Lig ik om 23:00 uur nog ergens in een vaart te borstcrawlen. Harlopen na middernacht, onder de sterrenhemel, ook vaker gedaan. Dat is niet erg, want ik houd van trainen. Plannen is een tweede natuur voor mij.’

Dit klinkt als roofbouw.

Syb: ‘Het is balanceren tussen willen en kunnen. Maar richting Hawaï en de Frysman, de Friese variant van de Ironman later dit jaar, moet het misschien anders. Ik liep de Berenloop op Terschelling, de marathon. Ik moest onder de 3.30 uur lopen, anders zou ik de boot naar de wal niet halen. Geen man overboord zou je zeggen, maar voor mij wel. Want ik had een optreden dat ik anders zou missen. Tijdens de marathon dacht ik aan niets anders dan die boot.’

Er zijn meerdere rode draden in jullie leven zichtbaar.

Jacob: ‘Wij doen in principe nog steeds hetzelfde als in onze tienerjaren. Dat is ook wat we het liefste doen: samen fietsen, samen trainen. Alles is veranderd, behalve wij. Wij zijn nog steeds die twee jochies.’
Syb: ‘Als ik dan schaats in de Elfstedenhal en in de snelle groep een man van 83 mee zie schaatsen, krijg ik een bemoedigend gevoel van binnen. Prachtig om te zien. Hopelijk is dat ons ook gegeven. Na die Ironman zijn wij nog niet klaar.’